- constituer
- constituer [kõstietuu.ee]I 〈overgankelijk werkwoord〉1 vormen ⇒ samenstellen, aanleggen 〈van verzameling, dossier enz.〉2 betekenen ⇒ zijn, ('t wezen) uitmaken3 oprichten ⇒ stichten, instellen, vormen4 〈juridisch〉benoemen tot ⇒ aanwijzen als♦voorbeelden:1 être constitué par, de • bestaan uit2 cela ne constitue pas un engagement • dat verplicht tot niets4 constituer qn. son héritier • iemand tot erfgenaam benoemenconstituer qn. prisonnier • iemand in hechtenis nemen¶ constituer une rente à qn. • een jaargeld op iemand vastzettenII se constituer 〈wederkerend werkwoord〉1 zich benoemen tot ⇒ zich opwerpen als♦voorbeelden:1 se constituer partie civile • zich civiele partij stellense constituer prisonnier • zich bij de politie aangeven1. v1) vormen2) betekenen, zijn3) oprichten, stichten4) benoemen (tot) [juridisch]2. se constituervzich opwerpen (als)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.